vrijdag 28 augustus 2009

Ziek

Ik geloof dat ik de Mexicaanse griep heb. En het doet niet eens aan Mexico dénken.

woensdag 26 augustus 2009

Over hoe ik in het echt ben

“Maar het leuke aan bloggen is toch juist dat je het anoniem kunt doen,” zei één van de andere bloggers vlak voordat we het podium opmoesten.Een honderdkoppig publiek staarde ons vanuit het duister aan. Toen gaf Leon Verdonschot de microfoon aan de anonieme blogster.
Ze kuchte.

Vanaf een zachte bank, die ter decoratie op het podium was neergezet, staarde ik vergenoegd naar het publiek. Ondertussen nam ik wat slokken van mijn water en verstopte een keelsnoepje achter mijn kiezen. Ik kon bijna niet meer praten omdat mijn stem zich al drie festivaldagen lang op de verkeerde toonhoogte bevond. Die van hysterische metalzangeres met rauw randje. Terwijl mijn stem zich toch beter liet lenen voor het licht hijgerige genre van franse chansons. Of, met een beetje goede zin, voor sprankelende Duitse schlagers.

Daar dacht ik over na tot Leon mij bij zich op het podium riep.Snel slikte ik het keelsnoepje door, maar hij bleef lelijk achter mijn huig hangen waardoor ik wat benauwd mijn entree maakte. In de verte hoorde ik in het publiek mijn vrienden besmuikt gniffelen.

“Zo Renske”, sprak Leon vriendelijk. “Op je blog zeg je: schrijven is ontdekken wat je niet begrijpt. Wat bedoel je daarmee?”
Ik vroeg me naarstig af wat ik daarmee had bedoeld. Maar ik wist het niet.
“Ik ben heel gelukkig”, antwoordde ik daarom maar. Er zou een moment in mijn carrière komen dat ik wel de antwoorden op de vragen zou weten, maar dat moment was vandaag nog niet aangebroken.
“Dus je bent heel gelukkig?” vroeg Leon gemakshalve door. Hij was ook duidelijk de draad kwijt.
“Saai!” riep iemand uit het publiek.

Langzaam gleden mijn gedachten af naar mijn eerste spreekbeurt op de basisschool. De blikken van de kinderen uit mijn klas. De ongeorganiseerde chaos die mijn woorden opriepen.
“Je gaat nu je blog voorlezen”, liet Leon mij uit mijn gedachten opschrikken.Ik knikte.Met een grove armbeweging bracht ik de microfoon naar het statief. Daarna begon ik mijn verhaal voor te lezen.
Het lukte.
En voor even was het heerlijk om niet meer een anonieme blogger te zijn.

Voor al mijn blogberichten klik HIER

maandag 24 augustus 2009

Waar we hier voor zijn

Dit is het verhaal dat ik tijdens de Lowlands-blogwedstrijd in de Magneetbar, onder meer, heb voorgelezen. Gebaseerd op drie dagen Lowlands (2009).

Op kleine kampeerstoeltjes zitten we voor de tent en kijken hoe de regen in dikke druppels langs het tentdoek glijdt, tot vriend F. plotseling zegt:
“Ik ben echt heel erg geil.”
Dat vinden we prima en stil kijken we verder naar de regen. In de verte klimt een regenboog omhoog.
Maar dan wil ik tóch meer weten.
“Hoe geil?”
Hij kijkt me aan, zwiept zijn lange krullende haar in de lucht waardoor hij iets heeft van een jonge hond die kwispelend zijn staart omhoog gooit.
“Redelijk geil”, besluit hij.
“Komt het door het weer?” vraag ik en wijs naar één van de natgeregende tentjes, die strakgespannen voor ons staat.
“Ik denk het niet”, antwoordt hij.
Gedane zaken nemen geen keer denk ik en blijf stil voor mij uitstaren.
Maar de volgende dag glijden mijn gedachten steeds vaker af naar het mannelijk geslachtsdeel, alsof er een diepere boodschap in verborgen ligt.
“Het is mooi, het is klaar, het is goed, het is gedaan”, zingt Roosbeef mij vanuit de India-tent met ijle stem toe.
Nee, denk ik. Nee, Roosbeef. Het is veel ingewikkelder.
Vooral wanneer vriend T. de volgende ochtend zijn tent uitvalt, het bleke lange lijf even trillend op het gras blijft liggen, als was hij net uit een placenta gekropen. Dan zegt hij: “Ik word altijd zo geil als ik een kater heb.”
Verbaasd kijk ik mijn mannelijke vrienden aan. Dit heeft niks meer met het weer te maken; een strakblauwe hemel staat boven het terrein gespannen. En ook het tentzeil is kurkdroog. Maar voordat ik er wat van kan zeggen schiet alweer het volgende tentje open. Het is vriend H. die kreunend zijn spierballen naar buiten drukt. Achter hem glipt een meisje uit zijn tent naar buiten.
“Wie was dat?” informeer ik fluisterend en buig mij voorover.
“Ik geloof het buurmeisje”, weet iemand.
“Maar waarom?” vraag ik.
“Volgens mij zei hij gisteravond dat hij heel erg geil was.”
Nadenkend staar ik over het Lowlandsterrein en zie hoe het ochtendlicht de koepeltentjes beschijnt, die opgewonden omhoog bollen. De muziek zwelt aan. Mensen schreeuwen hartstochtelijk naar elkaar.
En dan weet ik het.
Het is Lowlands. Het is Lowlands. Het is Lowlands.
En botergeil zak ik in mijn stoel weer onderuit.

Voor al mijn blogberichten klik HIER

donderdag 20 augustus 2009

En dan komen de vragen

'Maar wat moet ik aan?' dacht ik de rest van de volgende dag.

Gewonnen!

JAAAAAAAAAAAAAAAHHHHHHHHEEEEEEEEEEEEEE!!!!!!!!!!!
Ik heb de Lowlands-blogwedstrijd gewonnen!!! Eindelijk mijn eerste Lowlands-optreden.
Komt dat zien, komt dat zien. Kijk hier voor de uitslag!

maandag 17 augustus 2009

De zweefmolen van de Parade

Het was middernacht toen de zweefmolen mij de hemel insloeg en ik niet meer geloofde in de zwaartekracht.

“Er vallen best veel mensen uit,” had vriend T. gezegd vlak voordat ik de zweefmolen instapte. Hij blies daarbij zijn sigarettenrook zwaar in en uit, waardoor zijn gezicht verdween achter kringelende rookwolkjes en hij iets weg had van een waarzegster die mijn toekomst wist te voorspellen.
Ik zou eruit vallen, wist ik, maar waarom stond ik hier dan weer zo geduldig in een rij op mijn naderende einde te wachten?

“Omdat iedereen gaat!” zei vriendin K. toen ik haar deze vraag voorlegde. Ze overhandigde mij het papieren toegangsbewijs. Gespannen vermorzelde ik het in mijn handen.

Toen klonk de bel. We mochten instappen.

Tussen de kleine schommels zag ik twee zweefmolenbeulen hangen. De gekleurde lampjes beschenen hun bonkige gezichten en brede borstkassen. Een van hen pulkte verveeld onder zijn nagels.
Omdat ik niet langs ze durfde te lopen, klom ik onmiddellijk het eerste zweefmolenschommeltje in. Onhandig boog ik mijn linkerbeen in een knik waardoor ik alleen nog maar achtstevoren kon zitten.
“Hoe zit jij?” riep vriendin C. achter mij, met wie ik samen in de schommel zat.
“Perfect”, zei ik en staarde somber voor mij uit.

Ik voelde hoe de zweefmolenbeul aan ons stoeltje trok. De grond liet mijn voeten los. Een briesje streek door mijn haren.
En ik keek. De gekleurde lampjes van het festivalterrein grepen langzaam in elkaar en ik voelde hoe ik ademde, en hoe de handen van de zweefmolenbeulen telkens onze schommel verder omhoog duwde. Ik greep vriendin C. vast en drukte mijzelf achterstevoren tegen haar aan.
“Hopla!” zei de beul en tijdens het draaien zag ik zijn gezicht langzaam veranderen in het gezicht van de homofiele baby uit Family Guy.

Dit is het dus, dacht ik, als mijn einde nadert verandert mijn wereld in die van komische figuren uit tekenfilms.

Daarna werd alles zwart.


Voor al mijn blogberichten klik HIER

zaterdag 15 augustus 2009

Boterhamzakjes

“Heb jij een regenjas?” vroeg collega N. op een verder heel zomerse dag.
Zonnestralen dropen langs boombladeren als vers gesmolten ijs.
“Een regenjas,” stelde ik schamperend vast en knipoogde naar de zon.
“Dus je hébt een regenjas?” drong collega N. aan.
Ik knikte. “Hoezo?”
“Voor Lowlands.”
“Oh ja.”

Er is iets met regen en Lowlands.
Boven het tentenkamp hangt altijd wel zo’n eenzaam wolkje dat van weeromstuit kan veranderen in een kluwen van monsterlijk bonkige wolkbreuken die brullend van het lachen in je gezicht tot uitbarsting komt. Met als gevolg dat je de hele dag met een modderige sok over het terrein loopt te slepen, die je ’s avonds woedend uitwringt, in een hoek van de tent gooit en daar de rest van de nacht blijft gisten tot hij de volgende ochtend de geur van rottend ei heeft aangenomen. Als ontbijt. Voilà.

“Doe dan ook een keer een paar fatsoenlijke kaplaarzen aan,” tipt mijn vader mij vrijwel ieder jaar wanneer ik in de bedorven geur van festival weer terugkeer.
Ja, ja, denk ik dan. Maar dat kan dus niet.
“Als je maar nóóit van die stomme kaplaarzen aantrekt,” maakt geliefde L. mij ook vrijwel ieder jaar zonder omhaal duidelijk. Hij wijst daarbij bestraffend naar meisjes die met kleurig gebloemde kaplaarsjes voorbij dribbelen.
“Kaplaarzen zijn niet rock&roll.”
Jaloers kijk ik de laarzen na terwijl ik op mijn sompige gympen verder door de blubber zwoeg.

Gelukkig is L. een man van de praktische oplossingen.
“Kijk,” zei hij toen we voor de eerste keer samen in zijn tentje sliepen en hij aanstalten maakte om zijn schoenen aan te trekken. “Vergeet nooit je boterhamzakjes!” En behendig schoof hij een boterhamzakje over zijn sok heen, trok zijn gympen aan en sjorde zijn veters strak.
Of ik ook wilde.
Altijd geïnteresseerd in welke vorm van onhandige verslavingen dan ook, trok ik gulzig het boterhamzakje om mijn voet. “Als gegoten,” zei ik en stak daarbij mijn voet omhoog.
De rest van de dag liep ik opgewonden rond met om mijn voeten de waterdichte boterhamzakjes. En gelukkig begon het aan het einde van die dag te regenen, zodat mijn zakjes eindelijk hun werk konden doen. Ik voelde hoe de troef aan mijn voeten zich samenspande tegen het water dat door het textiel van mijn All-Stars gympen naar binnen sijpelde.
Als twee krappe condooms kroop het plastic tegen mijn enkels op.

Gelukzalig staarde ik naar de halfnaakte mensen die op hun buik en blootsvoets door de modder een berg afgleden. Festivalpret. Maar ik houd daar liever mijn zakjes bij aan, dacht ik tevreden.
Toch begon na tien uur zaklopen de roes van mijn nieuwe verslaving wat af te zakken. Zoals je een condoom ook niet tot tien uur na het hoogtepunt moet laten plakken, had ik ook de boterhamzakjes niet moeten laten zitten. Vacuüm getrokken, bloedeloos en gevoelloos wankelden mijn voeten over de moddervelden.
’s Nachts trok ik mijn gymp, sok en boterhamzakje uit en voelde mijn voeten aan alsof ze niet meer van mijzelf waren. Fantoompijnen kwelden mij, alsof mijn voeten allang waren geamputeerd.
Maar het ergste van alles was de geur van rottend ei die uit mijn bezwete voet omhoog dampte.

Want het was nog niet eens ochtend.


Voor al mijn blogberichten klik HIER

vrijdag 14 augustus 2009

Voor Leon

“Hmmbbml,” schrok ik wakker en staarde in de holle ogen van de nacht.
Ik droomde over Leon Verdonschot die mij kroonde in de circustent van de Lowlands Magneetbar en daarbij magische woorden sprak met een scherpe lach op zijn gezicht en ik die gelukzalig mijn prijs in ontvangst nam. Maar op het hoogtepunt – ik begon op gedragen toon voor te lezen – werd ik door de zware armen van mijn dronken bioritme uit mijn slaap gelicht.

Ik draaide mij op mijn zij en keek naar de stofwolkjes die door het zwart van de nacht naar beneden cirkelden.
Wat zou Leon Verdonschot hiervan vinden, overpeinsde ik terwijl ik de stofwolkjes met mijn vingers probeerde op te vangen.
De laatste dagen dwaalden mijn gedachten steeds vaker af naar Leon Verdonschot, als een rancuneuze puberliefde waar je vanaf wilt raken maar niet aan ontkomt. Het is de man die mij vanachter de stilte van zijn toetsenbord in de gaten houdt.
Het jurylid.
Ik draaide mij weer op mijn andere zij, mijn dekbed drukte zwaar op mijn rug. Zweet rolde in druppeltjes over mijn nek.
Misschien moet ik wel meer over muziek schrijven? Leon lijkt me een muziekliefhebber. Hij houdt van Aux Raus. Thursday. Faith No More. Hank III. Las ik.
Maar waar houd ik van?

- Bat for Lashes – ijle rockmeisjesmuziek
- Roy Orbison (schrappen)
- The Editors – mooie mannenstem 1
- Beirut – mooie mannenstem 2
- Great Lake Swimmers en/of Creedence Clearwater Revival
- Taraf de Haidouks – zigeunerfolkvoetenvandevloer
- Empire of the Sun ofwel in combinatie met Vampire Weekend
- Glenn Miller

Na dit lijstje – is dit wie ik ben? – vermoeide ik mijzelf door langdurig Aux Raus in duet te laten gaan met Glenn Miller. Hoe kan ik hier nu over schrijven? Verval je bij muziekbeschrijvingen niet altijd in relativeringen, relativeerde ik. Of relativeert de muziek mij zó dat ik er niet over kan schrijven?
Langzaam dommelde ik terug mijn slaap in, met Aux Raus stampvoetend op de achtergrond.
Slapen wil ik.
Morgen moet ik weer gewoon voor Leon schrijven.


Voor al mijn blogberichten klik HIER

woensdag 12 augustus 2009

Survivorman

Die middag stond ik tot mijn knieën in de woest kolkende rivier met in beide armen een stapel gesprokkeld hout, tot ik ineens hém zag: Survivorman.

Blond, gespierd en met een zorgelijke vorm van overbeharing.

“He hallo,” zwaaide hij met zijn bonkige rechterarm terwijl hij in zijn andere arm achteloos een boomstam voortsleepte. Daarbij spande zijn zwembroek gespannen om zijn billen die als ronde kokosnoten boven het water klotsten. Ik vroeg mij af hoe nonchalant je eigenlijk om mocht gaan met de wetten van de natuur.
“He hallo!” riep hij nog een keer alsof ik hem niet had verstaan. Natuurlijk had ik hem wel verstaan maar ik moest er nog over nadenken wat ik tegen hem wilde zeggen.

“Hai,” probeerde ik daarom. De rest zou vanzelf wel komen.
Boven het kabaal van de rivier riep Survivorman uit: “Zijn jullie ook hout aan het verzamelen?”
Dat leek me echt iets voor hem om te vragen. Dat we elkaar pas net kenden deed er niet toe.
“Ja!” riep ik terug. “Hout voor ons kampvuur hè!” en ik wilde wijzen naar ons kampvuur aan de overkant van de rivier maar bedacht toen ineens dat ik mijn arm niet omhoog kon brengen omdat daar al zes knoestige boomstronken inlagen. Hout drukte op mijn naakte huid die gedeeltelijk werd afgeschermd door mijn te kleine bikini. Toch had ik het idee dat ik erotisch tekortschoot bij al het natuurspektakel van Survivorman.

“Jij hebt mooi droog hout,” verklaarde hij mij. “Mijn hout,” hij wees nadrukkelijk naar zijn boomstam, “is veel natter.”

“Oh ja?” zei ik. En daarna een tijdje niets meer.
Zo stonden we een minuutlang tegenover elkaar. Hij met zijn boomstam en ik met mijn stapel hout. De rivier sloeg koud om onze benen.
Plotseling klonk uit het bos even verderop een harde dreun; het was geliefde L. die met een halve boom naar beneden kwam rollen.
“Ah! De houtverzamelaar!” riep Survivorman verheugd uit. Hij keerde zich om naar L. en begon te praten over hout, vuur en boomschors.
Ik greep daarop mijn stapel hout stevig vast, draaide mij om en wankelde langzaam naar de overkant van de rivier. Survivorman alweer bijna vergetend.



Voor al mijn blogberichten klik HIER

maandag 10 augustus 2009

Dingen die ik moet onthouden (III)

We gingen een weekend kamperen in De Natuur. Aan alles was gedacht: bomen, een stromend beekje, roedels eenden, hout, vuur, wat sterren en de zon en de maan die op gezette tijden zowel opkwamen als ondergingen.

Kortom, een plek om nooit meer weg te gaan. Toch waren er een aantal ‘dingen die ik moet onthouden’ voor de volgende keer als er gekampeerd gaat worden (ik noem een Lowlands).

Dingen die ik moet onthouden:

- Tentstokken altijd uit het gleufje dúwen en niet trékken.
- Nat hout op het kampvuur brandt niet.
- Campingburen altijd netjes met twee woorden groeten, ook als ze slechts vage schimmen in de verte zijn omdat ik mijn lenzen niet in heb.
- Lenzen niet diep in toilettas wegmoffelen maar oplossingen zoeken in praktische zijvakjes.
- Droog hout is snel weg maar geeft relatief goede vlammen.
- Ochtenddauw is niet hetzelfde als avonddauw. Avonddauw is klammer.
- Zelfopblaasbare matjes zijn een begrip; geen manier van leven.
- Andere matjes kopen.
- Nat hout meteen weggooien en niet proberen alsnog op het vuur te gooien.
- Een haring kun je heel gemakkelijk met een andere haring eruit trekken. Niet ertegenaan trappen om ze los te krijgen.
- Kamperen is loslaten.

Voor al mijn blogberichten kijk op http://www.roezemoezen.web-log.nl/

maandag 3 augustus 2009

Ik wil alleen maar zwemmen

Met mijn duikbril op stond ik onder de douche. Ik was bezig met een klein proefondervindelijk experiment waarbij ik wilde testen in hoeverre mijn bril waterdoorlatend was of beter gezegd, níet waterdoorlatend was; een stuwdam tegen water moest het zijn.Met volle kracht zette ik de douchekop op mijn linkeroog: water dreef in stilte het kleine brillenglaasje voorbij.
Perfect.
Ik kneep mijn andere oog dicht en plaatste de waterstraal strategisch op mijn rechteroog.
"Wil je thee?" hoorde ik vanuit de huiskamer roepen terwijl het douchewater mistig op mijn bril dampte.
"Ja, lekker."
"Wat voor smaak wil je?"
"Doe maar wat."Enigszins uit mijn concentratie zette ik mijn experiment voort. Ik kantelde mijn hoofd naar achter, klikte de douchekop op het wankele roestige haakje aan de muur en liet het water récht in mijn gezicht stromen. Mijn duikbril trok vacuüm rond mijn ogen, zoals een wc-bril dat onder warme brillen doet. Opgewekt douchte ik verder waarbij ik vergat mijn duikbril af te zetten. Wat een verschil met mijn vorige duikbril, stelde ik tevreden vast en dacht terug aan die bewuste bril: een armoedig plastic kijkraam met oranje vlaggetjes aan de zijkant.
Een paar weken terug- toen mijn zoektocht naar de perfecte duikbril allang van start was gegaan - had ik wat verloren door de speelgoedgigant Intertoys lopen struinen.
"Heeft u ook duikbrillen?" vroeg ik aan de speelgoedjuffrouw die op een waanzinnig tempo prijsstickertjes op kauwgombalkleurige jojo's stond te schieten.
"Ja hoor," zei ze enthousiast maar zonder op te kijken, "die liggen bij de waterpistolen. Achterin."
Ik bedankte haar en liet de lange gangen van akelig gebotoxte Barbie's en wijsneuserige Spongebobs achter mij terwijl ik mezelf in stilte afvroeg waarom mijn levenspad ditmaal naar de waterpistolen wees. Toch zocht ik niet naar verklaringen, zoals ik dat anders wel zou doen, maar pakte doelmatig de duikbril van het plankje die naast de waterpistolen stond opgesteld. Vanaf de verpakking staarde een jong blond kereltje mij aan. 7+ jr. stond ernaast. Snel begon ik te rekenen. Zou de diameter van mijn hoofd de afgelopen twintig jaar nog zijn doorgegroeid? Vast niet, besloot ik, en opgetogen liep ik met mijn nieuwe duikbril naar de kassa. Drie euro, geen geld.
"Deze doen?" zei de juffrouw van de prijsstickers die nu achter de kassa stond.
"Deze doen." En nog diezelfde middag zagen alle zeven plussers in het zwembad met lede ogen toe hoe mijn duikbril langzaam volliep met water. Voor mijn ogen lag een klein aquarium dat mij wilde verraden dat ik hier te oud voor was.

Voor al mijn blogberichten kijk op http://www.roezemoezen.web-log.nl/

zondag 2 augustus 2009

Bruno

Niets zo ontspannend als een hoogblonde man in een leren string. In het rokerige filmzaaltje van filmtheater Kriterion staarden ik en vier vrienden met allerhande seksuele voorkeuren naar de hartvormige en met lipgloss bestreken lipjes van Bruno. Tussen al deze mannen ingezeten, vroeg ik mij gepijnigd af waarom ik weer de enige vrouw was in een verder geheel mannelijk gezelschap.
"Heb jij ook vriendinnen?" had vriend H. mij laatst op strenge toon gevraagd terwijl hij een slok van zijn bier nam en een hete bitterbal in zijn linkermondhoek stak. Een verder heel overdreven handeling, maar daar ging het nu niet om.
"Volgens mij heb je niet zoveel vriendinnen," ging hij verder. "Noem eens wat namen. Noem eens."
Angstig had ik naar het dampende bordje bitterballen gestaard en alleen gedacht aan alle mannen die ik kende. Zoals ik wel vaker deed als ik mij ergens onprettig voelde.
Ik keek weer naar Bruno. Schichtig rende hij in een latex broekje en een keppeltje op door Libanon.
"Hij is toch verschrikkelijk. Verschrikkelijk!" riep vriend J. een paar stoelen naast mij vanuit een donkere hoek, waardoor hij iets had van een mol die even boven de grond kruipt om te roepen dat hij honger heeft.
Bruno rende in zijn blootje door een tentenkamp in de wildernis van Amerika. Ik keek naar de lange gespierde witte benen van Bruno die in een ritmisch galop door het gras bewogen. Hij had iets van een hinde die op vlucht was.
Niet veel later was de film afgelopen en liepen vriend J., H., JW. en geliefde L. voor mij de bioscoopzaal uit.
"Verschrikkelijk! Hij is toch verschrikkelijk!" hoorde ik vriend J. nog eenmaal schreeuwen.
Met een vage glimlach staarde ik naar mijn vrienden, dacht aan Bruno en wist dat het zo goed was.

Nog even over Lowlands

Oh ja, omdat ik dus voor Lowlands ga bloggen zal ik de komende weken zo nu en dan schrijven over: modder, tentstokken, schoenen met boterhamzakjes, dampende muziek, modder, tentstokken, Vobis-trolley karretjes, opblaasbare tenten, modder, maar ook over tentstokken.
Dus schrik niet, trouwe bloglezer. Er zit een reden achter.
Het wordt gewoon allemaal heel erg festivalisch hier op het blog. Dat is dus omdat ik mijn marktwaarde omhoog wil brengen. En omdat ik een festivaltijger pur sang ben. Natuurlijk.
Verder schijnt het zo te zijn dat Leon Verdonschot meeleest en - mits ik over Lowlands schrijf - hij dan een berichtje achterlaat. Ik zeg welkom Leon.

Voor al mijn blogberichten kijk op www.roezemoezen.web-log.nl