zaterdag 15 augustus 2009

Boterhamzakjes

“Heb jij een regenjas?” vroeg collega N. op een verder heel zomerse dag.
Zonnestralen dropen langs boombladeren als vers gesmolten ijs.
“Een regenjas,” stelde ik schamperend vast en knipoogde naar de zon.
“Dus je hébt een regenjas?” drong collega N. aan.
Ik knikte. “Hoezo?”
“Voor Lowlands.”
“Oh ja.”

Er is iets met regen en Lowlands.
Boven het tentenkamp hangt altijd wel zo’n eenzaam wolkje dat van weeromstuit kan veranderen in een kluwen van monsterlijk bonkige wolkbreuken die brullend van het lachen in je gezicht tot uitbarsting komt. Met als gevolg dat je de hele dag met een modderige sok over het terrein loopt te slepen, die je ’s avonds woedend uitwringt, in een hoek van de tent gooit en daar de rest van de nacht blijft gisten tot hij de volgende ochtend de geur van rottend ei heeft aangenomen. Als ontbijt. Voilà.

“Doe dan ook een keer een paar fatsoenlijke kaplaarzen aan,” tipt mijn vader mij vrijwel ieder jaar wanneer ik in de bedorven geur van festival weer terugkeer.
Ja, ja, denk ik dan. Maar dat kan dus niet.
“Als je maar nóóit van die stomme kaplaarzen aantrekt,” maakt geliefde L. mij ook vrijwel ieder jaar zonder omhaal duidelijk. Hij wijst daarbij bestraffend naar meisjes die met kleurig gebloemde kaplaarsjes voorbij dribbelen.
“Kaplaarzen zijn niet rock&roll.”
Jaloers kijk ik de laarzen na terwijl ik op mijn sompige gympen verder door de blubber zwoeg.

Gelukkig is L. een man van de praktische oplossingen.
“Kijk,” zei hij toen we voor de eerste keer samen in zijn tentje sliepen en hij aanstalten maakte om zijn schoenen aan te trekken. “Vergeet nooit je boterhamzakjes!” En behendig schoof hij een boterhamzakje over zijn sok heen, trok zijn gympen aan en sjorde zijn veters strak.
Of ik ook wilde.
Altijd geïnteresseerd in welke vorm van onhandige verslavingen dan ook, trok ik gulzig het boterhamzakje om mijn voet. “Als gegoten,” zei ik en stak daarbij mijn voet omhoog.
De rest van de dag liep ik opgewonden rond met om mijn voeten de waterdichte boterhamzakjes. En gelukkig begon het aan het einde van die dag te regenen, zodat mijn zakjes eindelijk hun werk konden doen. Ik voelde hoe de troef aan mijn voeten zich samenspande tegen het water dat door het textiel van mijn All-Stars gympen naar binnen sijpelde.
Als twee krappe condooms kroop het plastic tegen mijn enkels op.

Gelukzalig staarde ik naar de halfnaakte mensen die op hun buik en blootsvoets door de modder een berg afgleden. Festivalpret. Maar ik houd daar liever mijn zakjes bij aan, dacht ik tevreden.
Toch begon na tien uur zaklopen de roes van mijn nieuwe verslaving wat af te zakken. Zoals je een condoom ook niet tot tien uur na het hoogtepunt moet laten plakken, had ik ook de boterhamzakjes niet moeten laten zitten. Vacuüm getrokken, bloedeloos en gevoelloos wankelden mijn voeten over de moddervelden.
’s Nachts trok ik mijn gymp, sok en boterhamzakje uit en voelde mijn voeten aan alsof ze niet meer van mijzelf waren. Fantoompijnen kwelden mij, alsof mijn voeten allang waren geamputeerd.
Maar het ergste van alles was de geur van rottend ei die uit mijn bezwete voet omhoog dampte.

Want het was nog niet eens ochtend.


Voor al mijn blogberichten klik HIER

Geen opmerkingen:

Een reactie posten